EN PLEIN PUBLIC

Benoit Moritz

Benoit Moritz (°1972) is architect-stedenbouwkundige bij het Brusselse bureau MSA en docent aan de faculteit Architectuur van de ULB. Sinds 2019 maakt hij deel uit van de kwaliteitskamer van Brussels Airport (BAC). Hij is ook vice-voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Op welke manier komt u in uw dagelijkse beroepsactiviteiten in aanraking met publieke ruimte?
De publieke ruimte staat centraal in het werk van ons bureau MSA, of het nu gaat om inrichtingsprojecten – zoals de recente heraanleg van de Place Léopold in Aarlen, die we net voltooid hebben – of om de bouw van kunstwerken of stedenbouwkundige ingrepen. De vennoten van het bureau zijn in de jaren 1990 opgeleid, daardoor werden we erg beïnvloed door het Barcelonese gedachtegoed. Dat stelt dat het belang van publieke ruimten feitelijk overal meespeelt. We dragen deze gedachte verder uit, ook in de bouwprojecten waaraan we werken. De Barcelonese architect Manuel de Sola Morales blijft voor ons een belangrijke referentie, net als de Franse architect Yves Lion, die ons heeft geleerd dat in een permanent fluctuerende context alles mag evolueren, behalve de publieke ruimten. Die moeten het (stedelijke) raamwerk van elk project vormen. We hebben die lessen goed onthouden en nemen ze dan ook ter harte.


Aan welke publieke ruimten uit uw kindertijd heeft u de mooiste herinneringen overgehouden? Speelde u als kind op straat? 
Als kind uit een Brusselse voorstad kan ik mijn jonge jaren niet met een of andere publieke ruimte associëren. Geen straat, geen plein … alleen ons huis, de tuin, de autoritten naar het winkelcentrum, het bos, de busrit naar school, en af en toe de kerk, waar we te voet naartoe gingen. Ik herinner me daarentegen heel goed mijn eerste kennismaking met een publieke ruimte. Die maakte heel wat indruk op me. Ik heb het over het Flageyplein in Elsene. We reden er in 1980 met de auto langs, ik was toen acht jaar. Een immense ruimte, die me als kind overweldigde. Gevels van gele Venloo-baksteen en een middenberm vol geparkeerde auto's. Deze plek raakte me diep en bleef me later achtervolgen. Ik heb er aan La Cambre architectuur gestudeerd, ik geef er sinds 20 jaar les aan de ULB en het bureau MSA is er al 15 jaar lang gevestigd. Er is daar duidelijk iets blijven hangen – iets Freudiaans, wellicht.


Welke plaats heeft u ooit ontroerd of verrast?
Er zijn veel plaatsen die me geraakt hebben, maar de meest recente heb ik deze zomer ontdekt: het Landschaftspark Duisburg, aangelegd door landschapsarchitect Peter Latz in 1995. Ik verwachtte iets dat heel mooi ontworpen zou zijn, maar misschien al gedateerd. Het tegendeel was waar: ik vond er een bruisend en intensief gebruikt industrieel landschap. Het wordt ingezet voor verschillende doeleinden, zoals sport en cultuur. Tot mijn verbazing is dit project nog steeds springlevend, ook al is het al 30 jaar oud. Ik realiseerde me dat dit landschapspark, dat door architecten en landschapsarchitecten nog steeds als het ultieme voorbeeld van herbestemming wordt aangehaald, in werkelijkheid een uitzondering is in het Ruhrgebied. Veel staalfabrieken zijn er nog steeds in bedrijf, terwijl andere geleidelijk aan worden verlaten en verwerkingsinstallaties worden gesloopt. Het Landschaftspark Duisburg profileert zich als iets unieks, dat niet kan en vooral niet mag worden gereproduceerd. Het is een uitzonderlijke plek.


Welke openbare ruimte in België moeten onze lezers zeker bezoeken? De wandelroute van de Boucle Noire in Charleroi is zonder twijfel het ontdekken waard. Deze publieke ruimte heeft bijna niets gekost, behalve dan dat ze werd opgepikt door de vzw Chemin des Terrils, ontsloten en in kaart gebracht. Het gaat hier niet om een publieke ruimte in de klassieke zin van het woord – een aangelegd en ingericht gebied – maar in de zin die de Franse architect Yvan Detraz eraan geeft in Zone Sweet Zone: een ruimte die gemeenschappelijk is geworden door gedeelde praktijken, gebruiken en observeringen. Dit soort routes onthult eerder een bestaand gebied, in plaats van het ingrijpend te veranderen. Andere routes in België volgen eenzelfde logica, zoals de Groene Wandeling in Brussel of het Groen Lint in Oostende. Deze trajecten laten ons stedelijke, natuurlijke en (post-)industriële landschappen op een verfrissende manier ontdekken.
De Boucle Noire toont aan dat een publieke ruimte kan bestaan zonder spectaculaire inrichting, gewoon door te worden belicht, gebruikt en gedeeld.


Welke buitenlandse stad vindt u absoluut een bezoek waard? Straatsburg. Een stad die objectief gezien niet zo aantrekkelijk oogt, een beetje somber, vooral bekend om haar kathedraal, haar gastronomie en haar tramnetwerk. Het is een algemeen erkend symbool van duurzame ruimtelijke ordening. We zouden het daarbij kunnen laten, maar de werkelijkheid blijkt, zoals zo vaak, interessanter te zijn. De Esplanade-universiteitscampus, die werd aangelegd in het begin van de jaren '60, ondergaat sinds een tiental jaar een grondige renovatie. Wat aanvankelijk een enorm parkeerplein in het midden van de campus was, is nu een nieuw stadspark geworden. De eerste modernistische gebouwen die erkend werden voor hun erfgoedwaarde zijn nu gerestaureerd en er werden nieuwe voorzieningen gecreëerd, zoals een learning centre (het Studium) en een faculteitsclub. Andere projecten in Straatsburg zijn evenzeer de moeite waard om te ontdekken, zoals de herbestemming van de voormalige fabriek Manufacture des Tabacs tot een innovatief en creatief universitair ecosysteem op het snijvlak van kunst en wetenschap. Of de ontwikkeling van de wijk Deux-Rives, waar wonen en havenactiviteiten samengaan in het kader van een door het bureau Ter opgesteld masterplan. Overigens is Straatsburg met de trein vanuit Brussel in iets meer dan vier uur te bereiken. Dat is niet ver.


Wie verdient volgens u een onderscheiding voor zijn of haar inzet voor kwaliteitsvolle publieke ruimten?
Bij belangrijke transformaties werken in de coulissen vaak bescheiden helpers, die bijna nooit worden vernoemd, in tegenstelling tot de ontwerpers of projectleiders. Zo werkt het sterrensysteem nu eenmaal. Ik wil hier graag mijn waardering uitspreken voor een openbare opdrachtgever, het autonoom gemeentebedrijf Eriges, dat al bijna 20 jaar met veel geduld en moed, in een complexe sociaal-economische context en steeds vertrekkend vanuit de publieke ruimte, timmert aan de transformatie van het postindustriële gebied van Seraing. Centraal in deze langetermijnoperatie staat de stedelijke boulevard, die geleidelijk aan werd uitgestippeld over voormalige fabrieksterreinen en die nieuwe projectgebieden ontsloot. Het meest recente wapenfeit van Eriges is de loop- en fietsbrug van Ougrée (ontwerp: Agwa), die aansluit op de parking (ontwerp: Baumans-Deffet) in de voormalige Ateliers Centraux. Ze creërt een publieke ruimte in het brandpunt van een uitgebreide infrastructuur, een waar unicum.

Welke ontwikkeling of tendens (op gebied van publieke ruimte) krijgt de komende jaren uw bijzondere aandacht?
MSA was betrokken bij zes van de negen Programmes de Développement Durables de Quartiers (Programma's voor Duurzame Wijkontwikkeling). Ik werkte in 2022-2023 mee aan de reconstructie van de valleibeddingen van de Vesder. Dit werk heeft me bewust gemaakt van de absolute noodzaak om de klimaatuitdagingen aan te pakken bij het inrichten van publieke ruimten. Ik besef nu ook hoe complex deze zaak wel is, vooral omwille van vastgeroeste praktijken en gewoonten. Deze vraagstukken maken nu, nog meer dan voorheen, deel uit van de werkpunten waar ik me op focus. Het is van cruciaal belang dat we aandacht blijven besteden aan courante praktijken en gewoonten: die zouden immers wel eens vergeten kunnen worden als we ons uitsluitend concentreren op het planten van bomen of het ontharden van de bodem. Het behoud van een evenwicht tussen natuur en natuurontginning vormt een uitdaging voor de stedelijke democratie en maakt deel uit van het debat rond het recht op de stad.