
EN PLEIN PUBLIC
Paul Vermeylen
Paul Vermeylen is een ruimtescanner. Al 40 jaar lang verkent hij Europese steden in gezelschap van onder meer beleidsmakers, technici en stedenbouwkundigen. Vandaag staat zijn scanteller op meer dan 150 steden. Tijdens zijn verkenningen wordt hij vergezeld door mensen die ervoor kiezen om - vanuit een vernieuwend perspectief op mobiliteit, werk of wonen, de zaken - anders te gaan aanpakken.
Zijn nieuwste boek,Territoires de l'alternance(Conversiegebieden), belicht zowel de continuïteit als de breuklijnen tussen verschillende stedelijke praktijken. Via een zestigtal cases onderzoekt de auteur in dit werk de nieuwe ruimtelijke dynamieken die overal in Europa opduiken. Vermeylen draagt dit boek op aan Edgar Morin, een persoonlijke vriend van hem en een van de grote denkers op het vlak van complexiteit. Volgens hem moet ons ruimtelijk territorium worden herdacht in termen van continuïteit om verzuiling tegen te gaan en de oases te verbinden.
Op welke manier komt u in uw dagelijkse beroepsactiviteiten in aanraking met publieke ruimte?
Door mijn opleiding als architect en stedenbouwkundige, en via mijn verschillende opdrachten, heb ik vooruit leren kijken. Hoe ziet de ruimte van morgen eruit? In de meeste gevallen speelt de openbare ruimte een centrale rol in deze bevraging. In een eerdere publicatie, La ville sensible (De gevoelige stad), deed ik verslag van een twaalftal experimenten die proberen aan te tonen hoe sensitiviteit een motor kan zijn voor het vormgeven van publieke ruimten. Er bestaan heel wat Vlaamse en Nederlandse voorbeelden die laten zien hoe belangrijk het is om bij het ontwerpen van gebouwen meteen ook de openbare ruimte te betrekken. Het resultaat wordt daardoor concreter en maakt een toe-eigening door bewoners en gebruikers mogelijk.
Aan welke publieke ruimten uit uw kindertijd heeft u de mooiste herinneringen overgehouden? Speelde u als kind op straat?
Ik groeide op in een dorp langs het kanaal dat werd opgeslorpt door de stad Brussel. Het landschap voor ons huis staat me nog scherp voor de geest. Er was een tramlijn, er waren jaagpaden, industriële infrastructuur, enzovoort. De verbindingen tussen stad en platteland – onder andere rijbanen en waterwegen - markeerden het landschap. De stad zat er verankerd in haar voorstedelijk weefsel. Dit beïnvloedt nog steeds de manier waarop ik over steden denk. Vandaag zijn de verbindingen tussen stad en platteland radicaal veranderd, maar sommige projecten proberen deze banden te herstellen. Het circuit Aliment'Terre in Luik is daar een mooi voorbeeld van.
Welke plaats heeft u ooit ontroerd of verrast?
Ik heb vijf jaar lang voor een Deens bedrijf in Kopenhagen gewerkt. Al heel vroeg, vanaf de jaren '90, werd de publieke ruimte daar aangepast voor fietsverkeer. Tijdens deze aanpassingen werden er heel wat voorzieningen, zoals greppels en regentuinen, toegevoegd om overstromingen of stijgend water aan te pakken. Dat was niet alleen een kwestie van bomen planten, er werd ook echt onderzoek verricht naar de beste methoden voor water- en vegetatiebeheer. Het was een innovatieve en allesomvattende manier om met de publieke ruimte om te gaan. Het duurde echter erg lang voor deze benadering doordrong in onze Belgische en Franse praktijken.
Welke publieke ruimte in België is volgens u een absolute must?
Veel stedenbouwkundigen komen kijken naar de centrumboulevards in Brussel. Het gaat hier om een grootschalig project in het kader van een economische regeneratie, waarvoor heel wat politieke moed nodig was. Dit was een beslissing waar ik veel bewondering voor heb. Vroeger stonden deze boulevards volledig in het teken van de auto. Vandaag is het echt aangenaam om er te wandelen.
Welke buitenlandse stad vindt u absoluut een bezoek waard?
Er zijn heel wat kleine stadjes die een interessant alternatief bieden voor de grotere, gekende steden als Barcelona en Amsterdam. Die wil ik hier even vermelden. Zo vind je in Bretagne Trémargat, een stadje met 300 inwoners. Deze plek wordt vaak als voorbeeld aangehaald op het gebied van burgerparticipatie. Destijds vond je er niet veel meer dan een verwaarloosd plein en een paar ten dode opgeschreven handelszaken. Zonder financiële middelen en zonder te willen wachten op onzekere subsidiëringen, besloten de inwoners zelf de handen uit de mouwen te steken en samen te slaan. Die attitude vind je nog steeds in de hele stad terug, of het nu gaat om landbouw-, renovatie- of handelsinitiatieven.
Wie verdient volgens u een onderscheiding voor zijn of haar inzet voor kwaliteitsvolle publieke ruimten?
Om er maar één te noemen: architect Patrick Bouchain, winnaar van de Grand Prix de l'urbanisme in 2019. Hij is de opdrachthouder voor Lieu Unique in Nantes, een voormalige LU-koekjesfabriek die werd omgebouwd tot cultureel centrum. De fabriek werd omgevormd met het nodige respect voor de industriële identiteit van de site en kreeg een invulling die in samenwerking met de culturele actoren in de regio werd uitgestippeld. Bouchain heeft ook een aantal zelfbedruipende renovatieprojecten opgezet, met name in een straat in een arbeiderswijk in Roubaix. Elke bewoner draagt zijn eigen expertise bij aan het project.
Deze manier van werken weerspiegelt de hedendaagse co-ethos. Co-housing, coöperaties en coworking maken stilaan allemaal deel uit van onze gemeenschappelijke woordenschat. Dingen samen verwezenlijken, alle betrokkenen samenbrengen — vandaag spelen delen en samenwerken een steeds belangrijkere rol. Het gaat hier om een continue herbronning. We moeten ruimtelijke planning in dat perspectief herdenken. Patrick Bouchain is daar een uitstekend voorbeeld van.
Aan welke evolutie of trend in het domein van de publieke ruimte gaat u de volgende jaren bijzondere aandacht besteden?
Ik denk meteen aan verdichting. Moeten steden, voorsteden en dorpen in de periferie worden verdicht? Bij verdichting denken we vaak, vooral in Brussel, aan flatgebouwen of het verhogen van bebouwing. Er valt nochtans een heel andere piste te verkennen. Ik nodig je uit om een kijkje te nemen op de website van Villes Vivantes. Hun aanpak is gebaseerd op het creëren van waarde. Ze maken geen plannen, ze observeren. Ze zoeken alle plekken op die kunnen verdicht worden: onderbezette panden, opdeelbare percelen, ... Het is zeer fijnmazig werk, op perceelgrootte, het tegenovergestelde dus van de grootschalige ontwikkelingsprojecten die momenteel worden bedacht. De voorbeelden die door Villes Vivantes naar voren worden geschoven, zijn operationele prototypes die ook elders in Europa hun weg vinden.